Vervoeging van nadragen
Onbepaalde wijs (infinitief): nadragen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik draag na
- jij draagt na
- hij/zij/het draagt na
- wij dragen na
- jullie dragen na
- zij dragen na
Present
- I reproach
- you reproach
- he/she/it reproaches
- we reproach
- you reproach
- they reproach
Onvoltooid verleden tijd
- ik droeg na
- jij droeg na
- hij/zij/het droeg na
- wij droegen na
- jullie droegen na
- zij droegen na
Simple past
- I reproached
- you reproached
- he/she/it reproached
- we reproached
- you reproached
- they reproached
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb nagedragen
- jij hebt nagedragen
- hij/zij/het heeft nagedragen
- wij hebben nagedragen
- jullie hebben nagedragen
- zij hebben nagedragen
Present perfect
- I have reproached
- you have reproached
- he/she/it has reproached
- we have reproached
- you have reproached
- they have reproached
Voltooid verleden tijd
- ik had nagedragen
- jij had nagedragen
- hij/zij/het had nagedragen
- wij hadden nagedragen
- jullie hadden nagedragen
- zij hadden nagedragen
Past perfect
- I had reproached
- you had reproached
- he/she/it had reproached
- we had reproached
- you had reproached
- they had reproached
Toekomende tijd I
- ik zal nadragen
- jij zult nadragen
- hij/zij/het zal nadragen
- wij zullen nadragen
- jullie zullen nadragen
- zij zullen nadragen
Future
- I will reproach
- you will reproach
- he/she/it will reproach
- we will reproach
- you will reproach
- they will reproach
Toekomende tijd II
- ik zal nagedragen hebben
- jij zult nagedragen hebben
- hij/zij/het zal nagedragen hebben
- wij zullen nagedragen hebben
- jullie zullen nagedragen hebben
- zij zullen nagedragen hebben
Future perfect
- I will have reproached
- you will have reproached
- he/she/it will have reproached
- we will have reproached
- you will have reproached
- they will have reproached
Conditionalis I
- ik zou nadragen
- jij zou nadragen
- hij/zij/het zou nadragen
- wij zouden nadragen
- jullie zouden nadragen
- zij zouden nadragen
Conditional present
- I would reproach
- you would reproach
- he/she/it would reproach
- we would reproach
- you would reproach
- they would reproach
Conditionalis II
- ik zou hebben nagedragen
- jij zou hebben nagedragen
- hij/zij/het zou hebben nagedragen
- wij zouden hebben nagedragen
- jullie zouden hebben nagedragen
- zij zouden hebben nagedragen
Conditional perfect
- I would have reproached
- you would have reproached
- he/she/it would have reproached
- we would have reproached
- you would have reproached
- they would have reproached
Imperatief
- jij draag na
- jullie draagt na
Imperative
- you reproach
- you reproach