Vervoeging van nakomen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik kom na
    • jij komt na
    • hij/zij/het komt na
    • wij komen na
    • jullie komen na
    • zij komen na
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik kwam na
    • jij kwam na
    • hij/zij/het kwam na
    • wij kwamen na
    • jullie kwamen na
    • zij kwamen na
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben nagekomen
    • jij bent nagekomen
    • hij/zij/het is nagekomen
    • wij zijn nagekomen
    • jullie zijn nagekomen
    • zij zijn nagekomen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was nagekomen
    • jij was nagekomen
    • hij/zij/het was nagekomen
    • wij waren nagekomen
    • jullie waren nagekomen
    • zij waren nagekomen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal nakomen
    • jij zult nakomen
    • hij/zij/het zal nakomen
    • wij zullen nakomen
    • jullie zullen nakomen
    • zij zullen nakomen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal nagekomen zijn
    • jij zult nagekomen zijn
    • hij/zij/het zal nagekomen zijn
    • wij zullen nagekomen zijn
    • jullie zullen nagekomen zijn
    • zij zullen nagekomen zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou nakomen
    • jij zou nakomen
    • hij/zij/het zou nakomen
    • wij zouden nakomen
    • jullie zouden nakomen
    • zij zouden nakomen
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn nagekomen
    • jij zou zijn nagekomen
    • hij/zij/het zou zijn nagekomen
    • wij zouden zijn nagekomen
    • jullie zouden zijn nagekomen
    • zij zouden zijn nagekomen
  • Imperatief

    • jij kom na
    • jullie komt na

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van nakomen