Vervoeging van nasturen
Onbepaalde wijs (infinitief): nasturen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stuur na
- jij stuurt na
- hij/zij/het stuurt na
- wij sturen na
- jullie sturen na
- zij sturen na
Onvoltooid verleden tijd
- ik stuurde na
- jij stuurde na
- hij/zij/het stuurde na
- wij stuurden na
- jullie stuurden na
- zij stuurden na
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb nagestuurd
- jij hebt nagestuurd
- hij/zij/het heeft nagestuurd
- wij hebben nagestuurd
- jullie hebben nagestuurd
- zij hebben nagestuurd
Voltooid verleden tijd
- ik had nagestuurd
- jij had nagestuurd
- hij/zij/het had nagestuurd
- wij hadden nagestuurd
- jullie hadden nagestuurd
- zij hadden nagestuurd
Toekomende tijd I
- ik zal nasturen
- jij zult nasturen
- hij/zij/het zal nasturen
- wij zullen nasturen
- jullie zullen nasturen
- zij zullen nasturen
Toekomende tijd II
- ik zal nagestuurd hebben
- jij zult nagestuurd hebben
- hij/zij/het zal nagestuurd hebben
- wij zullen nagestuurd hebben
- jullie zullen nagestuurd hebben
- zij zullen nagestuurd hebben
Conditionalis I
- ik zou nasturen
- jij zou nasturen
- hij/zij/het zou nasturen
- wij zouden nasturen
- jullie zouden nasturen
- zij zouden nasturen
Conditionalis II
- ik zou hebben nagestuurd
- jij zou hebben nagestuurd
- hij/zij/het zou hebben nagestuurd
- wij zouden hebben nagestuurd
- jullie zouden hebben nagestuurd
- zij zouden hebben nagestuurd
Imperatief
- jij stuur na
- jullie stuurt na