Vervoeging van navigeren
Onbepaalde wijs (infinitief): navigeren
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik navigeer
- jij navigeert
- hij/zij/het navigeert
- wij navigeren
- jullie navigeren
- zij navigeren
Onvoltooid verleden tijd
- ik navigeerde
- jij navigeerde
- hij/zij/het navigeerde
- wij navigeerden
- jullie navigeerden
- zij navigeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb genavigeerd
- jij hebt genavigeerd
- hij/zij/het heeft genavigeerd
- wij hebben genavigeerd
- jullie hebben genavigeerd
- zij hebben genavigeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had genavigeerd
- jij had genavigeerd
- hij/zij/het had genavigeerd
- wij hadden genavigeerd
- jullie hadden genavigeerd
- zij hadden genavigeerd
Toekomende tijd I
- ik zal navigeren
- jij zult navigeren
- hij/zij/het zal navigeren
- wij zullen navigeren
- jullie zullen navigeren
- zij zullen navigeren
Toekomende tijd II
- ik zal genavigeerd hebben
- jij zult genavigeerd hebben
- hij/zij/het zal genavigeerd hebben
- wij zullen genavigeerd hebben
- jullie zullen genavigeerd hebben
- zij zullen genavigeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou navigeren
- jij zou navigeren
- hij/zij/het zou navigeren
- wij zouden navigeren
- jullie zouden navigeren
- zij zouden navigeren
Conditionalis II
- ik zou hebben genavigeerd
- jij zou hebben genavigeerd
- hij/zij/het zou hebben genavigeerd
- wij zouden hebben genavigeerd
- jullie zouden hebben genavigeerd
- zij zouden hebben genavigeerd
Imperatief
- jij navigeer
- jullie navigeert