Vervoeging van nawijzen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wijs na
- jij wijst na
- hij/zij/het wijst na
- wij wijzen na
- jullie wijzen na
- zij wijzen na
Onvoltooid verleden tijd
- ik wees na
- jij wees na
- hij/zij/het wees na
- wij wezen na
- jullie wezen na
- zij wezen na
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb nagewezen
- jij hebt nagewezen
- hij/zij/het heeft nagewezen
- wij hebben nagewezen
- jullie hebben nagewezen
- zij hebben nagewezen
Voltooid verleden tijd
- ik had nagewezen
- jij had nagewezen
- hij/zij/het had nagewezen
- wij hadden nagewezen
- jullie hadden nagewezen
- zij hadden nagewezen
Toekomende tijd I
- ik zal nawijzen
- jij zult nawijzen
- hij/zij/het zal nawijzen
- wij zullen nawijzen
- jullie zullen nawijzen
- zij zullen nawijzen
Toekomende tijd II
- ik zal nagewezen hebben
- jij zult nagewezen hebben
- hij/zij/het zal nagewezen hebben
- wij zullen nagewezen hebben
- jullie zullen nagewezen hebben
- zij zullen nagewezen hebben
Conditionalis I
- ik zou nawijzen
- jij zou nawijzen
- hij/zij/het zou nawijzen
- wij zouden nawijzen
- jullie zouden nawijzen
- zij zouden nawijzen
Conditionalis II
- ik zou hebben nagewezen
- jij zou hebben nagewezen
- hij/zij/het zou hebben nagewezen
- wij zouden hebben nagewezen
- jullie zouden hebben nagewezen
- zij zouden hebben nagewezen
Imperatief
- jij wijs na
- jullie wijst na