Vervoeging van neerkletteren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het klettert neer
- zij kletteren neer
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het kletterde neer
- zij kletterden neer
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is neergekletterd
- zij zijn neergekletterd
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was neergekletterd
- zij waren neergekletterd
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal neerkletteren
- zij zult neerkletteren
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal neergekletterd zijn
- zij zult neergekletterd zijn
Conditionalis I
- hij/zij/het zal neerkletteren
- zij zullen neerkletteren
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn neergekletterd
- zij zullen zijn neergekletterd