Vervoeging van neerkletteren

Onbepaalde wijs (infinitief): neerkletteren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het klettert neer
    • zij kletteren neer
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het kletterde neer
    • zij kletterden neer
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het is neergekletterd
    • zij zijn neergekletterd
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het was neergekletterd
    • zij waren neergekletterd
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal neerkletteren
    • zij zult neerkletteren
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal neergekletterd zijn
    • zij zult neergekletterd zijn
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal neerkletteren
    • zij zullen neerkletteren
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal zijn neergekletterd
    • zij zullen zijn neergekletterd

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van neerkletteren