Vervoeging van neerpletsen

Onbepaalde wijs (infinitief): neerpletsen

Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik plets neer
    • jij pletst neer
    • hij/zij/het pletst neer
    • wij pletsen neer
    • jullie pletsen neer
    • zij pletsen neer
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik pletste neer
    • jij pletste neer
    • hij/zij/het pletste neer
    • wij pletsten neer
    • jullie pletsten neer
    • zij pletsten neer
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb neergepletst
    • jij hebt neergepletst
    • hij/zij/het heeft neergepletst
    • wij hebben neergepletst
    • jullie hebben neergepletst
    • zij hebben neergepletst
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had neergepletst
    • jij had neergepletst
    • hij/zij/het had neergepletst
    • wij hadden neergepletst
    • jullie hadden neergepletst
    • zij hadden neergepletst
  • Toekomende tijd I

    • ik zal neerpletsen
    • jij zult neerpletsen
    • hij/zij/het zal neerpletsen
    • wij zullen neerpletsen
    • jullie zullen neerpletsen
    • zij zullen neerpletsen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal neergepletst hebben
    • jij zult neergepletst hebben
    • hij/zij/het zal neergepletst hebben
    • wij zullen neergepletst hebben
    • jullie zullen neergepletst hebben
    • zij zullen neergepletst hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou neerpletsen
    • jij zou neerpletsen
    • hij/zij/het zou neerpletsen
    • wij zouden neerpletsen
    • jullie zouden neerpletsen
    • zij zouden neerpletsen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben neergepletst
    • jij zou hebben neergepletst
    • hij/zij/het zou hebben neergepletst
    • wij zouden hebben neergepletst
    • jullie zouden hebben neergepletst
    • zij zouden hebben neergepletst
  • Imperatief

    • jij plets neer
    • jullie pletst neer