Vervoeging van neutraliseren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neutraliseer
- jij neutraliseert
- hij/zij/het neutraliseert
- wij neutraliseren
- jullie neutraliseren
- zij neutraliseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik neutraliseerde
- jij neutraliseerde
- hij/zij/het neutraliseerde
- wij neutraliseerden
- jullie neutraliseerden
- zij neutraliseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geneutraliseerd
- jij hebt geneutraliseerd
- hij/zij/het heeft geneutraliseerd
- wij hebben geneutraliseerd
- jullie hebben geneutraliseerd
- zij hebben geneutraliseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geneutraliseerd
- jij had geneutraliseerd
- hij/zij/het had geneutraliseerd
- wij hadden geneutraliseerd
- jullie hadden geneutraliseerd
- zij hadden geneutraliseerd
Toekomende tijd I
- ik zal neutraliseren
- jij zult neutraliseren
- hij/zij/het zal neutraliseren
- wij zullen neutraliseren
- jullie zullen neutraliseren
- zij zullen neutraliseren
Toekomende tijd II
- ik zal geneutraliseerd hebben
- jij zult geneutraliseerd hebben
- hij/zij/het zal geneutraliseerd hebben
- wij zullen geneutraliseerd hebben
- jullie zullen geneutraliseerd hebben
- zij zullen geneutraliseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou neutraliseren
- jij zou neutraliseren
- hij/zij/het zou neutraliseren
- wij zouden neutraliseren
- jullie zouden neutraliseren
- zij zouden neutraliseren
Conditionalis II
- ik zou hebben geneutraliseerd
- jij zou hebben geneutraliseerd
- hij/zij/het zou hebben geneutraliseerd
- wij zouden hebben geneutraliseerd
- jullie zouden hebben geneutraliseerd
- zij zouden hebben geneutraliseerd
Imperatief
- jij neutraliseer
- jullie neutraliseert