Vervoeging van nieten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik niet
- jij niet
- hij/zij/het niet
- wij nieten
- jullie nieten
- zij nieten
Onvoltooid verleden tijd
- ik niette
- jij niette
- hij/zij/het niette
- wij nietten
- jullie nietten
- zij nietten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geniet
- jij hebt geniet
- hij/zij/het heeft geniet
- wij hebben geniet
- jullie hebben geniet
- zij hebben geniet
Voltooid verleden tijd
- ik had geniet
- jij had geniet
- hij/zij/het had geniet
- wij hadden geniet
- jullie hadden geniet
- zij hadden geniet
Toekomende tijd I
- ik zal nieten
- jij zult nieten
- hij/zij/het zal nieten
- wij zullen nieten
- jullie zullen nieten
- zij zullen nieten
Toekomende tijd II
- ik zal geniet hebben
- jij zult geniet hebben
- hij/zij/het zal geniet hebben
- wij zullen geniet hebben
- jullie zullen geniet hebben
- zij zullen geniet hebben
Conditionalis I
- ik zou nieten
- jij zou nieten
- hij/zij/het zou nieten
- wij zouden nieten
- jullie zouden nieten
- zij zouden nieten
Conditionalis II
- ik zou hebben geniet
- jij zou hebben geniet
- hij/zij/het zou hebben geniet
- wij zouden hebben geniet
- jullie zouden hebben geniet
- zij zouden hebben geniet
Imperatief
- jij niet
- jullie niet