Vervoeging van nivelleren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik nivelleer
- jij nivelleert
- hij/zij/het nivelleert
- wij nivelleren
- jullie nivelleren
- zij nivelleren
Onvoltooid verleden tijd
- ik nivelleerde
- jij nivelleerde
- hij/zij/het nivelleerde
- wij nivelleerden
- jullie nivelleerden
- zij nivelleerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb genivelleerd
- jij hebt genivelleerd
- hij/zij/het heeft genivelleerd
- wij hebben genivelleerd
- jullie hebben genivelleerd
- zij hebben genivelleerd
Voltooid verleden tijd
- ik had genivelleerd
- jij had genivelleerd
- hij/zij/het had genivelleerd
- wij hadden genivelleerd
- jullie hadden genivelleerd
- zij hadden genivelleerd
Toekomende tijd I
- ik zal nivelleren
- jij zult nivelleren
- hij/zij/het zal nivelleren
- wij zullen nivelleren
- jullie zullen nivelleren
- zij zullen nivelleren
Toekomende tijd II
- ik zal genivelleerd hebben
- jij zult genivelleerd hebben
- hij/zij/het zal genivelleerd hebben
- wij zullen genivelleerd hebben
- jullie zullen genivelleerd hebben
- zij zullen genivelleerd hebben
Conditionalis I
- ik zou nivelleren
- jij zou nivelleren
- hij/zij/het zou nivelleren
- wij zouden nivelleren
- jullie zouden nivelleren
- zij zouden nivelleren
Conditionalis II
- ik zou hebben genivelleerd
- jij zou hebben genivelleerd
- hij/zij/het zou hebben genivelleerd
- wij zouden hebben genivelleerd
- jullie zouden hebben genivelleerd
- zij zouden hebben genivelleerd
Imperatief
- jij nivelleer
- jullie nivelleert