Vervoeging van nodigen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik nodig
- jij nodigt
- hij/zij/het nodigt
- wij nodigen
- jullie nodigen
- zij nodigen
Onvoltooid verleden tijd
- ik nodigde
- jij nodigde
- hij/zij/het nodigde
- wij nodigden
- jullie nodigden
- zij nodigden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb genodigd
- jij hebt genodigd
- hij/zij/het heeft genodigd
- wij hebben genodigd
- jullie hebben genodigd
- zij hebben genodigd
Voltooid verleden tijd
- ik had genodigd
- jij had genodigd
- hij/zij/het had genodigd
- wij hadden genodigd
- jullie hadden genodigd
- zij hadden genodigd
Toekomende tijd I
- ik zal nodigen
- jij zult nodigen
- hij/zij/het zal nodigen
- wij zullen nodigen
- jullie zullen nodigen
- zij zullen nodigen
Toekomende tijd II
- ik zal genodigd hebben
- jij zult genodigd hebben
- hij/zij/het zal genodigd hebben
- wij zullen genodigd hebben
- jullie zullen genodigd hebben
- zij zullen genodigd hebben
Conditionalis I
- ik zou nodigen
- jij zou nodigen
- hij/zij/het zou nodigen
- wij zouden nodigen
- jullie zouden nodigen
- zij zouden nodigen
Conditionalis II
- ik zou hebben genodigd
- jij zou hebben genodigd
- hij/zij/het zou hebben genodigd
- wij zouden hebben genodigd
- jullie zouden hebben genodigd
- zij zouden hebben genodigd
Imperatief
- jij nodig
- jullie nodigt