Vervoeging van noppen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik nop
- jij nopt
- hij/zij/het nopt
- wij noppen
- jullie noppen
- zij noppen
Onvoltooid verleden tijd
- ik nopte
- jij nopte
- hij/zij/het nopte
- wij nopten
- jullie nopten
- zij nopten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb genopt
- jij hebt genopt
- hij/zij/het heeft genopt
- wij hebben genopt
- jullie hebben genopt
- zij hebben genopt
Voltooid verleden tijd
- ik had genopt
- jij had genopt
- hij/zij/het had genopt
- wij hadden genopt
- jullie hadden genopt
- zij hadden genopt
Toekomende tijd I
- ik zal noppen
- jij zult noppen
- hij/zij/het zal noppen
- wij zullen noppen
- jullie zullen noppen
- zij zullen noppen
Toekomende tijd II
- ik zal genopt hebben
- jij zult genopt hebben
- hij/zij/het zal genopt hebben
- wij zullen genopt hebben
- jullie zullen genopt hebben
- zij zullen genopt hebben
Conditionalis I
- ik zou noppen
- jij zou noppen
- hij/zij/het zou noppen
- wij zouden noppen
- jullie zouden noppen
- zij zouden noppen
Conditionalis II
- ik zou hebben genopt
- jij zou hebben genopt
- hij/zij/het zou hebben genopt
- wij zouden hebben genopt
- jullie zouden hebben genopt
- zij zouden hebben genopt
Imperatief
- jij nop
- jullie nopt