Vervoeging van notificeren

Onbepaalde wijs (infinitief): notificeren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik notificeer
    • jij notificeert
    • hij/zij/het notificeert
    • wij notificeren
    • jullie notificeren
    • zij notificeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik notificeerde
    • jij notificeerde
    • hij/zij/het notificeerde
    • wij notificeerden
    • jullie notificeerden
    • zij notificeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb genotificeerd
    • jij hebt genotificeerd
    • hij/zij/het heeft genotificeerd
    • wij hebben genotificeerd
    • jullie hebben genotificeerd
    • zij hebben genotificeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had genotificeerd
    • jij had genotificeerd
    • hij/zij/het had genotificeerd
    • wij hadden genotificeerd
    • jullie hadden genotificeerd
    • zij hadden genotificeerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal notificeren
    • jij zult notificeren
    • hij/zij/het zal notificeren
    • wij zullen notificeren
    • jullie zullen notificeren
    • zij zullen notificeren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal genotificeerd hebben
    • jij zult genotificeerd hebben
    • hij/zij/het zal genotificeerd hebben
    • wij zullen genotificeerd hebben
    • jullie zullen genotificeerd hebben
    • zij zullen genotificeerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou notificeren
    • jij zou notificeren
    • hij/zij/het zou notificeren
    • wij zouden notificeren
    • jullie zouden notificeren
    • zij zouden notificeren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben genotificeerd
    • jij zou hebben genotificeerd
    • hij/zij/het zou hebben genotificeerd
    • wij zouden hebben genotificeerd
    • jullie zouden hebben genotificeerd
    • zij zouden hebben genotificeerd
  • Imperatief

    • jij notificeer
    • jullie notificeert