Vervoeging van occuperen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik occupeer
- jij occupeert
- hij/zij/het occupeert
- wij occuperen
- jullie occuperen
- zij occuperen
Onvoltooid verleden tijd
- ik occupeerde
- jij occupeerde
- hij/zij/het occupeerde
- wij occupeerden
- jullie occupeerden
- zij occupeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geöccupeerd
- jij hebt geöccupeerd
- hij/zij/het heeft geöccupeerd
- wij hebben geöccupeerd
- jullie hebben geöccupeerd
- zij hebben geöccupeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geöccupeerd
- jij had geöccupeerd
- hij/zij/het had geöccupeerd
- wij hadden geöccupeerd
- jullie hadden geöccupeerd
- zij hadden geöccupeerd
Toekomende tijd I
- ik zal occuperen
- jij zult occuperen
- hij/zij/het zal occuperen
- wij zullen occuperen
- jullie zullen occuperen
- zij zullen occuperen
Toekomende tijd II
- ik zal geöccupeerd hebben
- jij zult geöccupeerd hebben
- hij/zij/het zal geöccupeerd hebben
- wij zullen geöccupeerd hebben
- jullie zullen geöccupeerd hebben
- zij zullen geöccupeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou occuperen
- jij zou occuperen
- hij/zij/het zou occuperen
- wij zouden occuperen
- jullie zouden occuperen
- zij zouden occuperen
Conditionalis II
- ik zou hebben geöccupeerd
- jij zou hebben geöccupeerd
- hij/zij/het zou hebben geöccupeerd
- wij zouden hebben geöccupeerd
- jullie zouden hebben geöccupeerd
- zij zouden hebben geöccupeerd
Imperatief
- jij occupeer
- jullie occupeert