Vervoeging van omdopen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik doop om
- jij doopt om
- hij/zij/het doopt om
- wij dopen om
- jullie dopen om
- zij dopen om
Onvoltooid verleden tijd
- ik doopte om
- jij doopte om
- hij/zij/het doopte om
- wij doopten om
- jullie doopten om
- zij doopten om
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omgedoopt
- jij hebt omgedoopt
- hij/zij/het heeft omgedoopt
- wij hebben omgedoopt
- jullie hebben omgedoopt
- zij hebben omgedoopt
Voltooid verleden tijd
- ik had omgedoopt
- jij had omgedoopt
- hij/zij/het had omgedoopt
- wij hadden omgedoopt
- jullie hadden omgedoopt
- zij hadden omgedoopt
Toekomende tijd I
- ik zal omdopen
- jij zult omdopen
- hij/zij/het zal omdopen
- wij zullen omdopen
- jullie zullen omdopen
- zij zullen omdopen
Toekomende tijd II
- ik zal omgedoopt hebben
- jij zult omgedoopt hebben
- hij/zij/het zal omgedoopt hebben
- wij zullen omgedoopt hebben
- jullie zullen omgedoopt hebben
- zij zullen omgedoopt hebben
Conditionalis I
- ik zou omdopen
- jij zou omdopen
- hij/zij/het zou omdopen
- wij zouden omdopen
- jullie zouden omdopen
- zij zouden omdopen
Conditionalis II
- ik zou hebben omgedoopt
- jij zou hebben omgedoopt
- hij/zij/het zou hebben omgedoopt
- wij zouden hebben omgedoopt
- jullie zouden hebben omgedoopt
- zij zouden hebben omgedoopt
Imperatief
- jij doop om
- jullie doopt om