Vervoeging van omgeven
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik omgeef
- jij omgeeft
- hij/zij/het omgeeft
- wij omgeven
- jullie omgeven
- zij omgeven
Presente
- io circondo
- tu circondi
- lui/lei/Lei circonda
- noi circondiamo
- voi/Voi circondate
- loro/Loro circondano
Onvoltooid verleden tijd
- ik omgaf
- jij omgaf
- hij/zij/het omgaf
- wij omgaven
- jullie omgaven
- zij omgaven
Imperfetto
- io circondavo
- tu circondavi
- lui/lei/Lei circondava
- noi circondavamo
- voi/Voi circondavate
- loro/Loro circondavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omgeven
- jij hebt omgeven
- hij/zij/het heeft omgeven
- wij hebben omgeven
- jullie hebben omgeven
- zij hebben omgeven
Passato prossimo
- io ho circondato
- tu hai circondato
- lui/lei/Lei ha circondato
- noi abbiamo circondato
- voi/Voi avete circondato
- loro/Loro hanno circondato
Voltooid verleden tijd
- ik had omgeven
- jij had omgeven
- hij/zij/het had omgeven
- wij hadden omgeven
- jullie hadden omgeven
- zij hadden omgeven
Trapassato prossimo
- io avevo circondato
- tu avevi circondato
- lui/lei/Lei aveva circondato
- noi avevamo circondato
- voi/Voi avevate circondato
- loro/Loro avevano circondato
Toekomende tijd I
- ik zal omgeven
- jij zult omgeven
- hij/zij/het zal omgeven
- wij zullen omgeven
- jullie zullen omgeven
- zij zullen omgeven
Futuro semplice
- io circonderò
- tu circonderai
- lui/lei/Lei circonderà
- noi circonderemo
- voi/Voi circonderete
- loro/Loro circonderanno
Toekomende tijd II
- ik zal omgeven hebben
- jij zult omgeven hebben
- hij/zij/het zal omgeven hebben
- wij zullen omgeven hebben
- jullie zullen omgeven hebben
- zij zullen omgeven hebben
Futuro anteriore
- io avrò circondato
- tu avrai circondato
- lui/lei/Lei avrà circondato
- noi avremo circondato
- voi/Voi avrete circondato
- loro/Loro avranno circondato
Conditionalis I
- ik zou omgeven
- jij zou omgeven
- hij/zij/het zou omgeven
- wij zouden omgeven
- jullie zouden omgeven
- zij zouden omgeven
Condizionale presente
- io circonderei
- tu circonderesti
- lui/lei/Lei circonderebbe
- noi circonderemmo
- voi/Voi circondereste
- loro/Loro circonderebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben omgeven
- jij zou hebben omgeven
- hij/zij/het zou hebben omgeven
- wij zouden hebben omgeven
- jullie zouden hebben omgeven
- zij zouden hebben omgeven
Condizionale passato
- io avrei circondato
- tu avresti circondato
- lui/lei/Lei avrebbe circondato
- noi avremmo circondato
- voi/Voi avreste circondato
- loro/Loro avrebbero circondato
Imperatief
- jij omgeef
- jullie omgeeft
Imperativo
- tu circonda
- voi/Voi circondate