Vervoeging van omgooien

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik gooi om
    • jij gooit om
    • hij/zij/het gooit om
    • wij gooien om
    • jullie gooien om
    • zij gooien om
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik gooide om
    • jij gooide om
    • hij/zij/het gooide om
    • wij gooiden om
    • jullie gooiden om
    • zij gooiden om
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb omgegooid
    • jij hebt omgegooid
    • hij/zij/het heeft omgegooid
    • wij hebben omgegooid
    • jullie hebben omgegooid
    • zij hebben omgegooid
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had omgegooid
    • jij had omgegooid
    • hij/zij/het had omgegooid
    • wij hadden omgegooid
    • jullie hadden omgegooid
    • zij hadden omgegooid
  • Toekomende tijd I

    • ik zal omgooien
    • jij zult omgooien
    • hij/zij/het zal omgooien
    • wij zullen omgooien
    • jullie zullen omgooien
    • zij zullen omgooien
  • Toekomende tijd II

    • ik zal omgegooid hebben
    • jij zult omgegooid hebben
    • hij/zij/het zal omgegooid hebben
    • wij zullen omgegooid hebben
    • jullie zullen omgegooid hebben
    • zij zullen omgegooid hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou omgooien
    • jij zou omgooien
    • hij/zij/het zou omgooien
    • wij zouden omgooien
    • jullie zouden omgooien
    • zij zouden omgooien
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben omgegooid
    • jij zou hebben omgegooid
    • hij/zij/het zou hebben omgegooid
    • wij zouden hebben omgegooid
    • jullie zouden hebben omgegooid
    • zij zouden hebben omgegooid
  • Imperatief

    • jij gooi om
    • jullie gooit om

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van omgooien