Vervoeging van omhakken
Onbepaalde wijs (infinitief): omhakken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hak om
- jij hakt om
- hij/zij/het hakt om
- wij hakken om
- jullie hakken om
- zij hakken om
Present
- I chop
- you chop
- he/she/it chops
- we chop
- you chop
- they chop
Onvoltooid verleden tijd
- ik hakte om
- jij hakte om
- hij/zij/het hakte om
- wij hakten om
- jullie hakten om
- zij hakten om
Simple past
- I chopped
- you chopped
- he/she/it chopped
- we chopped
- you chopped
- they chopped
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omgehakt
- jij hebt omgehakt
- hij/zij/het heeft omgehakt
- wij hebben omgehakt
- jullie hebben omgehakt
- zij hebben omgehakt
Present perfect
- I have chopped
- you have chopped
- he/she/it has chopped
- we have chopped
- you have chopped
- they have chopped
Voltooid verleden tijd
- ik had omgehakt
- jij had omgehakt
- hij/zij/het had omgehakt
- wij hadden omgehakt
- jullie hadden omgehakt
- zij hadden omgehakt
Past perfect
- I had chopped
- you had chopped
- he/she/it had chopped
- we had chopped
- you had chopped
- they had chopped
Toekomende tijd I
- ik zal omhakken
- jij zult omhakken
- hij/zij/het zal omhakken
- wij zullen omhakken
- jullie zullen omhakken
- zij zullen omhakken
Future
- I will chop
- you will chop
- he/she/it will chop
- we will chop
- you will chop
- they will chop
Toekomende tijd II
- ik zal omgehakt hebben
- jij zult omgehakt hebben
- hij/zij/het zal omgehakt hebben
- wij zullen omgehakt hebben
- jullie zullen omgehakt hebben
- zij zullen omgehakt hebben
Future perfect
- I will have chopped
- you will have chopped
- he/she/it will have chopped
- we will have chopped
- you will have chopped
- they will have chopped
Conditionalis I
- ik zou omhakken
- jij zou omhakken
- hij/zij/het zou omhakken
- wij zouden omhakken
- jullie zouden omhakken
- zij zouden omhakken
Conditional present
- I would chop
- you would chop
- he/she/it would chop
- we would chop
- you would chop
- they would chop
Conditionalis II
- ik zou hebben omgehakt
- jij zou hebben omgehakt
- hij/zij/het zou hebben omgehakt
- wij zouden hebben omgehakt
- jullie zouden hebben omgehakt
- zij zouden hebben omgehakt
Conditional perfect
- I would have chopped
- you would have chopped
- he/she/it would have chopped
- we would have chopped
- you would have chopped
- they would have chopped
Imperatief
- jij hak om
- jullie hakt om
Imperative
- you chop
- you chop