Vervoeging van omsingelen
Onbepaalde wijs (infinitief): omsingelen
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik omsingel
- jij omsingelt
- hij/zij/het omsingelt
- wij omsingelen
- jullie omsingelen
- zij omsingelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik omsingelde
- jij omsingelde
- hij/zij/het omsingelde
- wij omsingelden
- jullie omsingelden
- zij omsingelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omsingeld
- jij hebt omsingeld
- hij/zij/het heeft omsingeld
- wij hebben omsingeld
- jullie hebben omsingeld
- zij hebben omsingeld
Voltooid verleden tijd
- ik had omsingeld
- jij had omsingeld
- hij/zij/het had omsingeld
- wij hadden omsingeld
- jullie hadden omsingeld
- zij hadden omsingeld
Toekomende tijd I
- ik zal omsingelen
- jij zult omsingelen
- hij/zij/het zal omsingelen
- wij zullen omsingelen
- jullie zullen omsingelen
- zij zullen omsingelen
Toekomende tijd II
- ik zal omsingeld hebben
- jij zult omsingeld hebben
- hij/zij/het zal omsingeld hebben
- wij zullen omsingeld hebben
- jullie zullen omsingeld hebben
- zij zullen omsingeld hebben
Conditionalis I
- ik zou omsingelen
- jij zou omsingelen
- hij/zij/het zou omsingelen
- wij zouden omsingelen
- jullie zouden omsingelen
- zij zouden omsingelen
Conditionalis II
- ik zou hebben omsingeld
- jij zou hebben omsingeld
- hij/zij/het zou hebben omsingeld
- wij zouden hebben omsingeld
- jullie zouden hebben omsingeld
- zij zouden hebben omsingeld
Imperatief
- jij omsingel
- jullie omsingelt