Vervoeging van omsmeden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik smeed om
    • jij smeedt om
    • hij/zij/het smeedt om
    • wij smeden om
    • jullie smeden om
    • zij smeden om
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik smeedde om
    • jij smeedde om
    • hij/zij/het smeedde om
    • wij smeedden om
    • jullie smeedden om
    • zij smeedden om
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb omgesmeed
    • jij hebt omgesmeed
    • hij/zij/het heeft omgesmeed
    • wij hebben omgesmeed
    • jullie hebben omgesmeed
    • zij hebben omgesmeed
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had omgesmeed
    • jij had omgesmeed
    • hij/zij/het had omgesmeed
    • wij hadden omgesmeed
    • jullie hadden omgesmeed
    • zij hadden omgesmeed
  • Toekomende tijd I

    • ik zal omsmeden
    • jij zult omsmeden
    • hij/zij/het zal omsmeden
    • wij zullen omsmeden
    • jullie zullen omsmeden
    • zij zullen omsmeden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal omgesmeed hebben
    • jij zult omgesmeed hebben
    • hij/zij/het zal omgesmeed hebben
    • wij zullen omgesmeed hebben
    • jullie zullen omgesmeed hebben
    • zij zullen omgesmeed hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou omsmeden
    • jij zou omsmeden
    • hij/zij/het zou omsmeden
    • wij zouden omsmeden
    • jullie zouden omsmeden
    • zij zouden omsmeden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben omgesmeed
    • jij zou hebben omgesmeed
    • hij/zij/het zou hebben omgesmeed
    • wij zouden hebben omgesmeed
    • jullie zouden hebben omgesmeed
    • zij zouden hebben omgesmeed
  • Imperatief

    • jij smeed om
    • jullie smeedt om

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van omsmeden