Vervoeging van onderhouden

Onbepaalde wijs (infinitief): onderhouden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik onderhoud
    • jij onderhoudt
    • hij/zij/het onderhoudt
    • wij onderhouden
    • jullie onderhouden
    • zij onderhouden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik onderhield
    • jij onderhield
    • hij/zij/het onderhield
    • wij onderhielden
    • jullie onderhielden
    • zij onderhielden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb onderhouden
    • jij hebt onderhouden
    • hij/zij/het heeft onderhouden
    • wij hebben onderhouden
    • jullie hebben onderhouden
    • zij hebben onderhouden
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had onderhouden
    • jij had onderhouden
    • hij/zij/het had onderhouden
    • wij hadden onderhouden
    • jullie hadden onderhouden
    • zij hadden onderhouden
  • Toekomende tijd I

    • ik zal onderhouden
    • jij zult onderhouden
    • hij/zij/het zal onderhouden
    • wij zullen onderhouden
    • jullie zullen onderhouden
    • zij zullen onderhouden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal onderhouden hebben
    • jij zult onderhouden hebben
    • hij/zij/het zal onderhouden hebben
    • wij zullen onderhouden hebben
    • jullie zullen onderhouden hebben
    • zij zullen onderhouden hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou onderhouden
    • jij zou onderhouden
    • hij/zij/het zou onderhouden
    • wij zouden onderhouden
    • jullie zouden onderhouden
    • zij zouden onderhouden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben onderhouden
    • jij zou hebben onderhouden
    • hij/zij/het zou hebben onderhouden
    • wij zouden hebben onderhouden
    • jullie zouden hebben onderhouden
    • zij zouden hebben onderhouden
  • Imperatief

    • jij onderhoud
    • jullie onderhoudt

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van onderhouden