Vervoeging van ondernemen
Onbepaalde wijs (infinitief): ondernemen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik onderneem
- jij onderneemt
- hij/zij/het onderneemt
- wij ondernemen
- jullie ondernemen
- zij ondernemen
Presente
- io affronto
- tu affronti
- lui/lei/Lei affronta
- noi affrontiamo
- voi/Voi affrontate
- loro/Loro affrontano
Onvoltooid verleden tijd
- ik ondernam
- jij ondernam
- hij/zij/het ondernam
- wij ondernamen
- jullie ondernamen
- zij ondernamen
Imperfetto
- io affrontavo
- tu affrontavi
- lui/lei/Lei affrontava
- noi affrontavamo
- voi/Voi affrontavate
- loro/Loro affrontavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ondernomen
- jij hebt ondernomen
- hij/zij/het heeft ondernomen
- wij hebben ondernomen
- jullie hebben ondernomen
- zij hebben ondernomen
Passato prossimo
- io ho affrontato
- tu hai affrontato
- lui/lei/Lei ha affrontato
- noi abbiamo affrontato
- voi/Voi avete affrontato
- loro/Loro hanno affrontato
Voltooid verleden tijd
- ik had ondernomen
- jij had ondernomen
- hij/zij/het had ondernomen
- wij hadden ondernomen
- jullie hadden ondernomen
- zij hadden ondernomen
Trapassato prossimo
- io avevo affrontato
- tu avevi affrontato
- lui/lei/Lei aveva affrontato
- noi avevamo affrontato
- voi/Voi avevate affrontato
- loro/Loro avevano affrontato
Toekomende tijd I
- ik zal ondernemen
- jij zult ondernemen
- hij/zij/het zal ondernemen
- wij zullen ondernemen
- jullie zullen ondernemen
- zij zullen ondernemen
Futuro semplice
- io affronterò
- tu affronterai
- lui/lei/Lei affronterà
- noi affronteremo
- voi/Voi affronterete
- loro/Loro affronteranno
Toekomende tijd II
- ik zal ondernomen hebben
- jij zult ondernomen hebben
- hij/zij/het zal ondernomen hebben
- wij zullen ondernomen hebben
- jullie zullen ondernomen hebben
- zij zullen ondernomen hebben
Futuro anteriore
- io avrò affrontato
- tu avrai affrontato
- lui/lei/Lei avrà affrontato
- noi avremo affrontato
- voi/Voi avrete affrontato
- loro/Loro avranno affrontato
Conditionalis I
- ik zou ondernemen
- jij zou ondernemen
- hij/zij/het zou ondernemen
- wij zouden ondernemen
- jullie zouden ondernemen
- zij zouden ondernemen
Condizionale presente
- io affronterei
- tu affronteresti
- lui/lei/Lei affronterebbe
- noi affronteremmo
- voi/Voi affrontereste
- loro/Loro affronterebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben ondernomen
- jij zou hebben ondernomen
- hij/zij/het zou hebben ondernomen
- wij zouden hebben ondernomen
- jullie zouden hebben ondernomen
- zij zouden hebben ondernomen
Condizionale passato
- io avrei affrontato
- tu avresti affrontato
- lui/lei/Lei avrebbe affrontato
- noi avremmo affrontato
- voi/Voi avreste affrontato
- loro/Loro avrebbero affrontato
Imperatief
- jij onderneem
- jullie onderneemt
Imperativo
- tu affronta
- voi/Voi affrontate