Vervoeging van onderstrepen

Onbepaalde wijs (infinitief): onderstrepen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik onderstreep
    • jij onderstreept
    • hij/zij/het onderstreept
    • wij onderstrepen
    • jullie onderstrepen
    • zij onderstrepen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik onderstreepte
    • jij onderstreepte
    • hij/zij/het onderstreepte
    • wij onderstreepten
    • jullie onderstreepten
    • zij onderstreepten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb onderstreept
    • jij hebt onderstreept
    • hij/zij/het heeft onderstreept
    • wij hebben onderstreept
    • jullie hebben onderstreept
    • zij hebben onderstreept
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had onderstreept
    • jij had onderstreept
    • hij/zij/het had onderstreept
    • wij hadden onderstreept
    • jullie hadden onderstreept
    • zij hadden onderstreept
  • Toekomende tijd I

    • ik zal onderstrepen
    • jij zult onderstrepen
    • hij/zij/het zal onderstrepen
    • wij zullen onderstrepen
    • jullie zullen onderstrepen
    • zij zullen onderstrepen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal onderstreept hebben
    • jij zult onderstreept hebben
    • hij/zij/het zal onderstreept hebben
    • wij zullen onderstreept hebben
    • jullie zullen onderstreept hebben
    • zij zullen onderstreept hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou onderstrepen
    • jij zou onderstrepen
    • hij/zij/het zou onderstrepen
    • wij zouden onderstrepen
    • jullie zouden onderstrepen
    • zij zouden onderstrepen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben onderstreept
    • jij zou hebben onderstreept
    • hij/zij/het zou hebben onderstreept
    • wij zouden hebben onderstreept
    • jullie zouden hebben onderstreept
    • zij zouden hebben onderstreept
  • Imperatief

    • jij onderstreep
    • jullie onderstreept

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van onderstrepen