Vervoeging van onderwijzen

Onbepaalde wijs (infinitief): onderwijzen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik onderwijs
    • jij onderwijst
    • hij/zij/het onderwijst
    • wij onderwijzen
    • jullie onderwijzen
    • zij onderwijzen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik onderwees
    • jij onderwees
    • hij/zij/het onderwees
    • wij onderwezen
    • jullie onderwezen
    • zij onderwezen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb onderwezen
    • jij hebt onderwezen
    • hij/zij/het heeft onderwezen
    • wij hebben onderwezen
    • jullie hebben onderwezen
    • zij hebben onderwezen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had onderwezen
    • jij had onderwezen
    • hij/zij/het had onderwezen
    • wij hadden onderwezen
    • jullie hadden onderwezen
    • zij hadden onderwezen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal onderwijzen
    • jij zult onderwijzen
    • hij/zij/het zal onderwijzen
    • wij zullen onderwijzen
    • jullie zullen onderwijzen
    • zij zullen onderwijzen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal onderwezen hebben
    • jij zult onderwezen hebben
    • hij/zij/het zal onderwezen hebben
    • wij zullen onderwezen hebben
    • jullie zullen onderwezen hebben
    • zij zullen onderwezen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou onderwijzen
    • jij zou onderwijzen
    • hij/zij/het zou onderwijzen
    • wij zouden onderwijzen
    • jullie zouden onderwijzen
    • zij zouden onderwijzen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben onderwezen
    • jij zou hebben onderwezen
    • hij/zij/het zou hebben onderwezen
    • wij zouden hebben onderwezen
    • jullie zouden hebben onderwezen
    • zij zouden hebben onderwezen
  • Imperatief

    • jij onderwijs
    • jullie onderwijst

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van onderwijzen