Vervoeging van ontaarden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik ontaard
    • jij ontaardt
    • hij/zij/het ontaardt
    • wij ontaarden
    • jullie ontaarden
    • zij ontaarden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik ontaardde
    • jij ontaardde
    • hij/zij/het ontaardde
    • wij ontaardden
    • jullie ontaardden
    • zij ontaardden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben ontaard
    • jij bent ontaard
    • hij/zij/het is ontaard
    • wij zijn ontaard
    • jullie zijn ontaard
    • zij zijn ontaard
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was ontaard
    • jij was ontaard
    • hij/zij/het was ontaard
    • wij waren ontaard
    • jullie waren ontaard
    • zij waren ontaard
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ontaarden
    • jij zult ontaarden
    • hij/zij/het zal ontaarden
    • wij zullen ontaarden
    • jullie zullen ontaarden
    • zij zullen ontaarden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ontaard zijn
    • jij zult ontaard zijn
    • hij/zij/het zal ontaard zijn
    • wij zullen ontaard zijn
    • jullie zullen ontaard zijn
    • zij zullen ontaard zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou ontaarden
    • jij zou ontaarden
    • hij/zij/het zou ontaarden
    • wij zouden ontaarden
    • jullie zouden ontaarden
    • zij zouden ontaarden
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn ontaard
    • jij zou zijn ontaard
    • hij/zij/het zou zijn ontaard
    • wij zouden zijn ontaard
    • jullie zouden zijn ontaard
    • zij zouden zijn ontaard
  • Imperatief

    • jij ontaard
    • jullie ontaardt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ontaarden