Vervoeging van onterven
Onbepaalde wijs (infinitief): onterven
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik onterf
- jij onterft
- hij/zij/het onterft
- wij onterven
- jullie onterven
- zij onterven
Präsens Indikativ
- ich enterbe
- du enterbst
- er/sie/es enterbt
- wir enterben
- ihr enterbt
- sie enterben
Onvoltooid verleden tijd
- ik onterfde
- jij onterfde
- hij/zij/het onterfde
- wij onterfden
- jullie onterfden
- zij onterfden
Präteritum Indikativ
- ich enterbte
- du enterbtest
- er/sie/es enterbte
- wir enterbten
- ihr enterbtet
- sie enterbten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb onterfd
- jij hebt onterfd
- hij/zij/het heeft onterfd
- wij hebben onterfd
- jullie hebben onterfd
- zij hebben onterfd
Perfekt Indikativ
- ich habe enterbt
- du hast enterbt
- er/sie/es hat enterbt
- wir haben enterbt
- ihr habt enterbt
- sie haben enterbt
Voltooid verleden tijd
- ik had onterfd
- jij had onterfd
- hij/zij/het had onterfd
- wij hadden onterfd
- jullie hadden onterfd
- zij hadden onterfd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte enterbt
- du hattest enterbt
- er/sie/es hatte enterbt
- wir hatten enterbt
- ihr hattet enterbt
- sie hatten enterbt
Toekomende tijd I
- ik zal onterven
- jij zult onterven
- hij/zij/het zal onterven
- wij zullen onterven
- jullie zullen onterven
- zij zullen onterven
Futur I Indikativ
- ich werde enterben
- du wirst enterben
- er/sie/es wird enterben
- wir werden enterben
- ihr werdet enterben
- sie werden enterben
Toekomende tijd II
- ik zal onterfd hebben
- jij zult onterfd hebben
- hij/zij/het zal onterfd hebben
- wij zullen onterfd hebben
- jullie zullen onterfd hebben
- zij zullen onterfd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde enterbt haben
- du wirst enterbt haben
- er/sie/es wird enterbt haben
- wir werden enterbt haben
- ihr werdet enterbt haben
- sie werden enterbt haben
Conditionalis I
- ik zou onterven
- jij zou onterven
- hij/zij/het zou onterven
- wij zouden onterven
- jullie zouden onterven
- zij zouden onterven
Futur I Konjunktiv II
- ich würde enterben
- du würdest enterben
- er/sie/es würde enterben
- wir würden enterben
- ihr würdet enterben
- sie würden enterben
Conditionalis II
- ik zou hebben onterfd
- jij zou hebben onterfd
- hij/zij/het zou hebben onterfd
- wij zouden hebben onterfd
- jullie zouden hebben onterfd
- zij zouden hebben onterfd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde enterbt haben
- du würdest enterbt haben
- er/sie/es würde enterbt haben
- wir würden enterbt haben
- ihr würdet enterbt haben
- sie würden enterbt haben
Imperatief
- jij onterf
- jullie onterft
Imperativ
- du enterb(e)
- ihr enterbt