Vervoeging van ontheffen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik onthef
    • jij ontheft
    • hij/zij/het ontheft
    • wij ontheffen
    • jullie ontheffen
    • zij ontheffen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik onthief
    • jij onthief
    • hij/zij/het onthief
    • wij onthieven
    • jullie onthieven
    • zij onthieven
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ontheven
    • jij hebt ontheven
    • hij/zij/het heeft ontheven
    • wij hebben ontheven
    • jullie hebben ontheven
    • zij hebben ontheven
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ontheven
    • jij had ontheven
    • hij/zij/het had ontheven
    • wij hadden ontheven
    • jullie hadden ontheven
    • zij hadden ontheven
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ontheffen
    • jij zult ontheffen
    • hij/zij/het zal ontheffen
    • wij zullen ontheffen
    • jullie zullen ontheffen
    • zij zullen ontheffen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ontheven hebben
    • jij zult ontheven hebben
    • hij/zij/het zal ontheven hebben
    • wij zullen ontheven hebben
    • jullie zullen ontheven hebben
    • zij zullen ontheven hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou ontheffen
    • jij zou ontheffen
    • hij/zij/het zou ontheffen
    • wij zouden ontheffen
    • jullie zouden ontheffen
    • zij zouden ontheffen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ontheven
    • jij zou hebben ontheven
    • hij/zij/het zou hebben ontheven
    • wij zouden hebben ontheven
    • jullie zouden hebben ontheven
    • zij zouden hebben ontheven
  • Imperatief

    • jij onthef
    • jullie ontheft

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ontheffen