Vervoeging van onthutsen
Onbepaalde wijs (infinitief): onthutsen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik onthuts
- jij onthutst
- hij/zij/het onthutst
- wij onthutsen
- jullie onthutsen
- zij onthutsen
Présent
- je consterne
- tu consternes
- il/elle consterne
- nous consternons
- vous consternez
- ils/elles consternent
Onvoltooid verleden tijd
- ik onthutste
- jij onthutste
- hij/zij/het onthutste
- wij onthutsten
- jullie onthutsten
- zij onthutsten
Indicatif imparfait
- je consternais
- tu consternais
- il/elle consternait
- nous consternions
- vous consterniez
- ils/elles consternaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb onthutst
- jij hebt onthutst
- hij/zij/het heeft onthutst
- wij hebben onthutst
- jullie hebben onthutst
- zij hebben onthutst
Indicatif passé composé
- j'ai consterné
- tu as consterné
- il/elle a consterné
- nous avons consterné
- vous avez consterné
- ils/elles ont consterné
Voltooid verleden tijd
- ik had onthutst
- jij had onthutst
- hij/zij/het had onthutst
- wij hadden onthutst
- jullie hadden onthutst
- zij hadden onthutst
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais consterné
- tu avais consterné
- il/elle avait consterné
- nous avions consterné
- vous aviez consterné
- ils/elles avaient consterné
Toekomende tijd I
- ik zal onthutsen
- jij zult onthutsen
- hij/zij/het zal onthutsen
- wij zullen onthutsen
- jullie zullen onthutsen
- zij zullen onthutsen
Indicatif futur
- je consternerai
- tu consterneras
- il/elle consternera
- nous consternerons
- vous consternerez
- ils/elles consterneront
Toekomende tijd II
- ik zal onthutst hebben
- jij zult onthutst hebben
- hij/zij/het zal onthutst hebben
- wij zullen onthutst hebben
- jullie zullen onthutst hebben
- zij zullen onthutst hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai consterné
- tu auras consterné
- il/elle aura consterné
- nous aurons consterné
- vous aurez consterné
- ils/elles auront consterné
Conditionalis I
- ik zou onthutsen
- jij zou onthutsen
- hij/zij/het zou onthutsen
- wij zouden onthutsen
- jullie zouden onthutsen
- zij zouden onthutsen
Conditionnel présent
- je consternerais
- tu consternerais
- il/elle consternerait
- nous consternerions
- vous consterneriez
- ils/elles consterneraient
Conditionalis II
- ik zou hebben onthutst
- jij zou hebben onthutst
- hij/zij/het zou hebben onthutst
- wij zouden hebben onthutst
- jullie zouden hebben onthutst
- zij zouden hebben onthutst
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais consterné
- tu aurais consterné
- il/elle aurait consterné
- nous aurions consterné
- vous auriez consterné
- ils/elles auraient consterné
Imperatief
- jij onthuts
- jullie onthutst
Impératif
- tu consterne
- vous consternez