Vervoeging van ontroven
Onbepaalde wijs (infinitief): ontroven
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontroof
- jij ontrooft
- hij/zij/het ontrooft
- wij ontroven
- jullie ontroven
- zij ontroven
Présent
- je ravis
- tu ravis
- il/elle ravit
- nous ravissons
- vous ravissez
- ils/elles ravissent
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontroofde
- jij ontroofde
- hij/zij/het ontroofde
- wij ontroofden
- jullie ontroofden
- zij ontroofden
Indicatif imparfait
- je ravissais
- tu ravissais
- il/elle ravissait
- nous ravissions
- vous ravissiez
- ils/elles ravissaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontroofd
- jij hebt ontroofd
- hij/zij/het heeft ontroofd
- wij hebben ontroofd
- jullie hebben ontroofd
- zij hebben ontroofd
Indicatif passé composé
- j'ai ravi
- tu as ravi
- il/elle a ravi
- nous avons ravi
- vous avez ravi
- ils/elles ont ravi
Voltooid verleden tijd
- ik had ontroofd
- jij had ontroofd
- hij/zij/het had ontroofd
- wij hadden ontroofd
- jullie hadden ontroofd
- zij hadden ontroofd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais ravi
- tu avais ravi
- il/elle avait ravi
- nous avions ravi
- vous aviez ravi
- ils/elles avaient ravi
Toekomende tijd I
- ik zal ontroven
- jij zult ontroven
- hij/zij/het zal ontroven
- wij zullen ontroven
- jullie zullen ontroven
- zij zullen ontroven
Indicatif futur
- je ravirai
- tu raviras
- il/elle ravira
- nous ravirons
- vous ravirez
- ils/elles raviront
Toekomende tijd II
- ik zal ontroofd hebben
- jij zult ontroofd hebben
- hij/zij/het zal ontroofd hebben
- wij zullen ontroofd hebben
- jullie zullen ontroofd hebben
- zij zullen ontroofd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai ravi
- tu auras ravi
- il/elle aura ravi
- nous aurons ravi
- vous aurez ravi
- ils/elles auront ravi
Conditionalis I
- ik zou ontroven
- jij zou ontroven
- hij/zij/het zou ontroven
- wij zouden ontroven
- jullie zouden ontroven
- zij zouden ontroven
Conditionnel présent
- je ravirais
- tu ravirais
- il/elle ravirait
- nous ravirions
- vous raviriez
- ils/elles raviraient
Conditionalis II
- ik zou hebben ontroofd
- jij zou hebben ontroofd
- hij/zij/het zou hebben ontroofd
- wij zouden hebben ontroofd
- jullie zouden hebben ontroofd
- zij zouden hebben ontroofd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais ravi
- tu aurais ravi
- il/elle aurait ravi
- nous aurions ravi
- vous auriez ravi
- ils/elles auraient ravi
Imperatief
- jij ontroof
- jullie ontrooft
Impératif
- tu ravis
- vous ravissez