Vervoeging van ontschieten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het ontschiet
- zij ontschieten
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het ontschoot
- zij ontschoten
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is ontschoten
- zij zijn ontschoten
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was ontschoten
- zij waren ontschoten
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal ontschieten
- zij zult ontschieten
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal ontschoten zijn
- zij zult ontschoten zijn
Conditionalis I
- hij/zij/het zal ontschieten
- zij zullen ontschieten
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn ontschoten
- zij zullen zijn ontschoten