Vervoeging van ontsporen
Onbepaalde wijs (infinitief): ontsporen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontspoor
- jij ontspoort
- hij/zij/het ontspoort
- wij ontsporen
- jullie ontsporen
- zij ontsporen
Present
- I derail
- you derail
- he/she/it derails
- we derail
- you derail
- they derail
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontspoorde
- jij ontspoorde
- hij/zij/het ontspoorde
- wij ontspoorden
- jullie ontspoorden
- zij ontspoorden
Simple past
- I derailed
- you derailed
- he/she/it derailed
- we derailed
- you derailed
- they derailed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben ontspoord
- jij bent ontspoord
- hij/zij/het is ontspoord
- wij zijn ontspoord
- jullie zijn ontspoord
- zij zijn ontspoord
Present perfect
- I have derailed
- you have derailed
- he/she/it has derailed
- we have derailed
- you have derailed
- they have derailed
Voltooid verleden tijd
- ik was ontspoord
- jij was ontspoord
- hij/zij/het was ontspoord
- wij waren ontspoord
- jullie waren ontspoord
- zij waren ontspoord
Past perfect
- I had derailed
- you had derailed
- he/she/it had derailed
- we had derailed
- you had derailed
- they had derailed
Toekomende tijd I
- ik zal ontsporen
- jij zult ontsporen
- hij/zij/het zal ontsporen
- wij zullen ontsporen
- jullie zullen ontsporen
- zij zullen ontsporen
Future
- I will derail
- you will derail
- he/she/it will derail
- we will derail
- you will derail
- they will derail
Toekomende tijd II
- ik zal ontspoord zijn
- jij zult ontspoord zijn
- hij/zij/het zal ontspoord zijn
- wij zullen ontspoord zijn
- jullie zullen ontspoord zijn
- zij zullen ontspoord zijn
Future perfect
- I will have derailed
- you will have derailed
- he/she/it will have derailed
- we will have derailed
- you will have derailed
- they will have derailed
Conditionalis I
- ik zou ontsporen
- jij zou ontsporen
- hij/zij/het zou ontsporen
- wij zouden ontsporen
- jullie zouden ontsporen
- zij zouden ontsporen
Conditional present
- I would derail
- you would derail
- he/she/it would derail
- we would derail
- you would derail
- they would derail
Conditionalis II
- ik zou zijn ontspoord
- jij zou zijn ontspoord
- hij/zij/het zou zijn ontspoord
- wij zouden zijn ontspoord
- jullie zouden zijn ontspoord
- zij zouden zijn ontspoord
Conditional perfect
- I would have derailed
- you would have derailed
- he/she/it would have derailed
- we would have derailed
- you would have derailed
- they would have derailed
Imperatief
- jij ontspoor
- jullie ontspoort
Imperative
- you derail
- you derail