Vervoeging van ontstrikken

Onbepaalde wijs (infinitief): ontstrikken

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik ontstrik
    • jij ontstrikt
    • hij/zij/het ontstrikt
    • wij ontstrikken
    • jullie ontstrikken
    • zij ontstrikken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik ontstrikte
    • jij ontstrikte
    • hij/zij/het ontstrikte
    • wij ontstrikten
    • jullie ontstrikten
    • zij ontstrikten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ontstrikt
    • jij hebt ontstrikt
    • hij/zij/het heeft ontstrikt
    • wij hebben ontstrikt
    • jullie hebben ontstrikt
    • zij hebben ontstrikt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ontstrikt
    • jij had ontstrikt
    • hij/zij/het had ontstrikt
    • wij hadden ontstrikt
    • jullie hadden ontstrikt
    • zij hadden ontstrikt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ontstrikken
    • jij zult ontstrikken
    • hij/zij/het zal ontstrikken
    • wij zullen ontstrikken
    • jullie zullen ontstrikken
    • zij zullen ontstrikken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ontstrikt hebben
    • jij zult ontstrikt hebben
    • hij/zij/het zal ontstrikt hebben
    • wij zullen ontstrikt hebben
    • jullie zullen ontstrikt hebben
    • zij zullen ontstrikt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou ontstrikken
    • jij zou ontstrikken
    • hij/zij/het zou ontstrikken
    • wij zouden ontstrikken
    • jullie zouden ontstrikken
    • zij zouden ontstrikken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ontstrikt
    • jij zou hebben ontstrikt
    • hij/zij/het zou hebben ontstrikt
    • wij zouden hebben ontstrikt
    • jullie zouden hebben ontstrikt
    • zij zouden hebben ontstrikt
  • Imperatief

    • jij ontstrik
    • jullie ontstrikt