Vervoeging van ontvallen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het ontvalt
- zij ontvallen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het ontviel
- zij ontvielen
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is ontvallen
- zij zijn ontvallen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was ontvallen
- zij waren ontvallen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal ontvallen
- zij zult ontvallen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal ontvallen zijn
- zij zult ontvallen zijn
Conditionalis I
- hij/zij/het zal ontvallen
- zij zullen ontvallen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn ontvallen
- zij zullen zijn ontvallen