Vervoeging van ontvetten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontvet
- jij ontvet
- hij/zij/het ontvet
- wij ontvetten
- jullie ontvetten
- zij ontvetten
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontvette
- jij ontvette
- hij/zij/het ontvette
- wij ontvetten
- jullie ontvetten
- zij ontvetten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontvet
- jij hebt ontvet
- hij/zij/het heeft ontvet
- wij hebben ontvet
- jullie hebben ontvet
- zij hebben ontvet
Voltooid verleden tijd
- ik had ontvet
- jij had ontvet
- hij/zij/het had ontvet
- wij hadden ontvet
- jullie hadden ontvet
- zij hadden ontvet
Toekomende tijd I
- ik zal ontvetten
- jij zult ontvetten
- hij/zij/het zal ontvetten
- wij zullen ontvetten
- jullie zullen ontvetten
- zij zullen ontvetten
Toekomende tijd II
- ik zal ontvet hebben
- jij zult ontvet hebben
- hij/zij/het zal ontvet hebben
- wij zullen ontvet hebben
- jullie zullen ontvet hebben
- zij zullen ontvet hebben
Conditionalis I
- ik zou ontvetten
- jij zou ontvetten
- hij/zij/het zou ontvetten
- wij zouden ontvetten
- jullie zouden ontvetten
- zij zouden ontvetten
Conditionalis II
- ik zou hebben ontvet
- jij zou hebben ontvet
- hij/zij/het zou hebben ontvet
- wij zouden hebben ontvet
- jullie zouden hebben ontvet
- zij zouden hebben ontvet
Imperatief
- jij ontvet
- jullie ontvet