Vervoeging van ontvoogden
Onbepaalde wijs (infinitief): ontvoogden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontvoogd
- jij ontvoogdt
- hij/zij/het ontvoogdt
- wij ontvoogden
- jullie ontvoogden
- zij ontvoogden
Indicativo presente
- yo emancipo
- tú emancipas
- él/ella emancipa
- nosotros emancipamos
- vosotros emancipáis
- ellos/ellas emancipan
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontvoogdde
- jij ontvoogdde
- hij/zij/het ontvoogdde
- wij ontvoogdden
- jullie ontvoogdden
- zij ontvoogdden
Indefinido
- yo emancipé
- tú emancipaste
- él/ella emancipó
- nosotros emancipamos
- vosotros emancipasteis
- ellos/ellas emanciparon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontvoogd
- jij hebt ontvoogd
- hij/zij/het heeft ontvoogd
- wij hebben ontvoogd
- jullie hebben ontvoogd
- zij hebben ontvoogd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he emancipado
- tú has emancipado
- él/ella ha emancipado
- nosotros hemos emancipado
- vosotros habéis emancipado
- ellos/ellas han emancipado
Voltooid verleden tijd
- ik had ontvoogd
- jij had ontvoogd
- hij/zij/het had ontvoogd
- wij hadden ontvoogd
- jullie hadden ontvoogd
- zij hadden ontvoogd
Pluscuamperfecto
- yo había emancipado
- tú habías emancipado
- él/ella había emancipado
- nosotros habíamos emancipado
- vosotros habíais emancipado
- ellos/ellas habían emancipado
Toekomende tijd I
- ik zal ontvoogden
- jij zult ontvoogden
- hij/zij/het zal ontvoogden
- wij zullen ontvoogden
- jullie zullen ontvoogden
- zij zullen ontvoogden
Futuro I
- yo emanciparé
- tú emanciparás
- él/ella emancipará
- nosotros emanciparemos
- vosotros emanciparéis
- ellos/ellas emanciparán
Toekomende tijd II
- ik zal ontvoogd hebben
- jij zult ontvoogd hebben
- hij/zij/het zal ontvoogd hebben
- wij zullen ontvoogd hebben
- jullie zullen ontvoogd hebben
- zij zullen ontvoogd hebben
Futuro perfecto
- yo habré emancipado
- tú habrás emancipado
- él/ella habrá emancipado
- nosotros habremos emancipado
- vosotros habréis emancipado
- ellos/ellas habrán emancipado
Conditionalis I
- ik zou ontvoogden
- jij zou ontvoogden
- hij/zij/het zou ontvoogden
- wij zouden ontvoogden
- jullie zouden ontvoogden
- zij zouden ontvoogden
Condicional
- yo emanciparía
- tú emanciparías
- él/ella emanciparía
- nosotros emanciparíamos
- vosotros emanciparíais
- ellos/ellas emanciparían
Conditionalis II
- ik zou hebben ontvoogd
- jij zou hebben ontvoogd
- hij/zij/het zou hebben ontvoogd
- wij zouden hebben ontvoogd
- jullie zouden hebben ontvoogd
- zij zouden hebben ontvoogd
Condicional perfecto
- yo habría emancipado
- tú habrías emancipado
- él/ella habría emancipado
- nosotros habríamos emancipado
- vosotros habríais emancipado
- ellos/ellas habrían emancipado
Imperatief
- jij ontvoogd
- jullie ontvoogdt
Imperativo presente
- tú emancipa
- vosotros emancipad