Vervoeging van ontweien
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontwei
- jij ontweit
- hij/zij/het ontweit
- wij ontweien
- jullie ontweien
- zij ontweien
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontweide
- jij ontweide
- hij/zij/het ontweide
- wij ontweiden
- jullie ontweiden
- zij ontweiden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontweid
- jij hebt ontweid
- hij/zij/het heeft ontweid
- wij hebben ontweid
- jullie hebben ontweid
- zij hebben ontweid
Voltooid verleden tijd
- ik had ontweid
- jij had ontweid
- hij/zij/het had ontweid
- wij hadden ontweid
- jullie hadden ontweid
- zij hadden ontweid
Toekomende tijd I
- ik zal ontweien
- jij zult ontweien
- hij/zij/het zal ontweien
- wij zullen ontweien
- jullie zullen ontweien
- zij zullen ontweien
Toekomende tijd II
- ik zal ontweid hebben
- jij zult ontweid hebben
- hij/zij/het zal ontweid hebben
- wij zullen ontweid hebben
- jullie zullen ontweid hebben
- zij zullen ontweid hebben
Conditionalis I
- ik zou ontweien
- jij zou ontweien
- hij/zij/het zou ontweien
- wij zouden ontweien
- jullie zouden ontweien
- zij zouden ontweien
Conditionalis II
- ik zou hebben ontweid
- jij zou hebben ontweid
- hij/zij/het zou hebben ontweid
- wij zouden hebben ontweid
- jullie zouden hebben ontweid
- zij zouden hebben ontweid
Imperatief
- jij ontwei
- jullie ontweit