Vervoeging van opdagen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik daag op
- jij daagt op
- hij/zij/het daagt op
- wij dagen op
- jullie dagen op
- zij dagen op
Onvoltooid verleden tijd
- ik daagde op
- jij daagde op
- hij/zij/het daagde op
- wij daagden op
- jullie daagden op
- zij daagden op
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben opgedaagd
- jij bent opgedaagd
- hij/zij/het is opgedaagd
- wij zijn opgedaagd
- jullie zijn opgedaagd
- zij zijn opgedaagd
Voltooid verleden tijd
- ik was opgedaagd
- jij was opgedaagd
- hij/zij/het was opgedaagd
- wij waren opgedaagd
- jullie waren opgedaagd
- zij waren opgedaagd
Toekomende tijd I
- ik zal opdagen
- jij zult opdagen
- hij/zij/het zal opdagen
- wij zullen opdagen
- jullie zullen opdagen
- zij zullen opdagen
Toekomende tijd II
- ik zal opgedaagd zijn
- jij zult opgedaagd zijn
- hij/zij/het zal opgedaagd zijn
- wij zullen opgedaagd zijn
- jullie zullen opgedaagd zijn
- zij zullen opgedaagd zijn
Conditionalis I
- ik zou opdagen
- jij zou opdagen
- hij/zij/het zou opdagen
- wij zouden opdagen
- jullie zouden opdagen
- zij zouden opdagen
Conditionalis II
- ik zou zijn opgedaagd
- jij zou zijn opgedaagd
- hij/zij/het zou zijn opgedaagd
- wij zouden zijn opgedaagd
- jullie zouden zijn opgedaagd
- zij zouden zijn opgedaagd
Imperatief
- jij daag op
- jullie daagt op