Vervoeging van opengooien

Onbepaalde wijs (infinitief): opengooien

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik gooi open
    • jij gooit open
    • hij/zij/het gooit open
    • wij gooien open
    • jullie gooien open
    • zij gooien open
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik gooide open
    • jij gooide open
    • hij/zij/het gooide open
    • wij gooiden open
    • jullie gooiden open
    • zij gooiden open
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb opengegooid
    • jij hebt opengegooid
    • hij/zij/het heeft opengegooid
    • wij hebben opengegooid
    • jullie hebben opengegooid
    • zij hebben opengegooid
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had opengegooid
    • jij had opengegooid
    • hij/zij/het had opengegooid
    • wij hadden opengegooid
    • jullie hadden opengegooid
    • zij hadden opengegooid
  • Toekomende tijd I

    • ik zal opengooien
    • jij zult opengooien
    • hij/zij/het zal opengooien
    • wij zullen opengooien
    • jullie zullen opengooien
    • zij zullen opengooien
  • Toekomende tijd II

    • ik zal opengegooid hebben
    • jij zult opengegooid hebben
    • hij/zij/het zal opengegooid hebben
    • wij zullen opengegooid hebben
    • jullie zullen opengegooid hebben
    • zij zullen opengegooid hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou opengooien
    • jij zou opengooien
    • hij/zij/het zou opengooien
    • wij zouden opengooien
    • jullie zouden opengooien
    • zij zouden opengooien
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben opengegooid
    • jij zou hebben opengegooid
    • hij/zij/het zou hebben opengegooid
    • wij zouden hebben opengegooid
    • jullie zouden hebben opengegooid
    • zij zouden hebben opengegooid
  • Imperatief

    • jij gooi open
    • jullie gooit open

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opengooien