Vervoeging van openhouden
Onbepaalde wijs (infinitief): openhouden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik houd open
- jij houdt open
- hij/zij/het houdt open
- wij houden open
- jullie houden open
- zij houden open
Indicativo presente
- yo reservo
- tú reservas
- él/ella reserva
- nosotros reservamos
- vosotros reserváis
- ellos/ellas reservan
Onvoltooid verleden tijd
- ik hield open
- jij hield open
- hij/zij/het hield open
- wij hielden open
- jullie hielden open
- zij hielden open
Indefinido
- yo reservé
- tú reservaste
- él/ella reservó
- nosotros reservamos
- vosotros reservasteis
- ellos/ellas reservaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opengehouden
- jij hebt opengehouden
- hij/zij/het heeft opengehouden
- wij hebben opengehouden
- jullie hebben opengehouden
- zij hebben opengehouden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he reservado
- tú has reservado
- él/ella ha reservado
- nosotros hemos reservado
- vosotros habéis reservado
- ellos/ellas han reservado
Voltooid verleden tijd
- ik had opengehouden
- jij had opengehouden
- hij/zij/het had opengehouden
- wij hadden opengehouden
- jullie hadden opengehouden
- zij hadden opengehouden
Pluscuamperfecto
- yo había reservado
- tú habías reservado
- él/ella había reservado
- nosotros habíamos reservado
- vosotros habíais reservado
- ellos/ellas habían reservado
Toekomende tijd I
- ik zal openhouden
- jij zult openhouden
- hij/zij/het zal openhouden
- wij zullen openhouden
- jullie zullen openhouden
- zij zullen openhouden
Futuro I
- yo reservaré
- tú reservarás
- él/ella reservará
- nosotros reservaremos
- vosotros reservaréis
- ellos/ellas reservarán
Toekomende tijd II
- ik zal opengehouden hebben
- jij zult opengehouden hebben
- hij/zij/het zal opengehouden hebben
- wij zullen opengehouden hebben
- jullie zullen opengehouden hebben
- zij zullen opengehouden hebben
Futuro perfecto
- yo habré reservado
- tú habrás reservado
- él/ella habrá reservado
- nosotros habremos reservado
- vosotros habréis reservado
- ellos/ellas habrán reservado
Conditionalis I
- ik zou openhouden
- jij zou openhouden
- hij/zij/het zou openhouden
- wij zouden openhouden
- jullie zouden openhouden
- zij zouden openhouden
Condicional
- yo reservaría
- tú reservarías
- él/ella reservaría
- nosotros reservaríamos
- vosotros reservaríais
- ellos/ellas reservarían
Conditionalis II
- ik zou hebben opengehouden
- jij zou hebben opengehouden
- hij/zij/het zou hebben opengehouden
- wij zouden hebben opengehouden
- jullie zouden hebben opengehouden
- zij zouden hebben opengehouden
Condicional perfecto
- yo habría reservado
- tú habrías reservado
- él/ella habría reservado
- nosotros habríamos reservado
- vosotros habríais reservado
- ellos/ellas habrían reservado
Imperatief
- jij houd open
- jullie houdt open
Imperativo presente
- tú reserva
- vosotros reservad