Vervoeging van opgraven

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik graaf op
    • jij graaft op
    • hij/zij/het graaft op
    • wij graven op
    • jullie graven op
    • zij graven op
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik groef op
    • jij groef op
    • hij/zij/het groef op
    • wij groeven op
    • jullie groeven op
    • zij groeven op
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb opgegraven
    • jij hebt opgegraven
    • hij/zij/het heeft opgegraven
    • wij hebben opgegraven
    • jullie hebben opgegraven
    • zij hebben opgegraven
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had opgegraven
    • jij had opgegraven
    • hij/zij/het had opgegraven
    • wij hadden opgegraven
    • jullie hadden opgegraven
    • zij hadden opgegraven
  • Toekomende tijd I

    • ik zal opgraven
    • jij zult opgraven
    • hij/zij/het zal opgraven
    • wij zullen opgraven
    • jullie zullen opgraven
    • zij zullen opgraven
  • Toekomende tijd II

    • ik zal opgegraven hebben
    • jij zult opgegraven hebben
    • hij/zij/het zal opgegraven hebben
    • wij zullen opgegraven hebben
    • jullie zullen opgegraven hebben
    • zij zullen opgegraven hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou opgraven
    • jij zou opgraven
    • hij/zij/het zou opgraven
    • wij zouden opgraven
    • jullie zouden opgraven
    • zij zouden opgraven
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben opgegraven
    • jij zou hebben opgegraven
    • hij/zij/het zou hebben opgegraven
    • wij zouden hebben opgegraven
    • jullie zouden hebben opgegraven
    • zij zouden hebben opgegraven
  • Imperatief

    • jij graaf op
    • jullie graaft op

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opgraven