Vervoeging van ophebben

Vertaling: portare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb op
  • jij hebt op
  • hij/zij/het heeft op
  • wij hebben op
  • jullie hebben op
  • zij hebben op

Presente

  • io porto
  • tu porti
  • lui/lei/Lei porta
  • noi portiamo
  • voi/Voi portate
  • loro/Loro portano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik had op
  • jij had op
  • hij/zij/het had op
  • wij hadden op
  • jullie hadden op
  • zij hadden op

Imperfetto

  • io portavo
  • tu portavi
  • lui/lei/Lei portava
  • noi portavamo
  • voi/Voi portavate
  • loro/Loro portavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgehad
  • jij hebt opgehad
  • hij/zij/het heeft opgehad
  • wij hebben opgehad
  • jullie hebben opgehad
  • zij hebben opgehad

Passato prossimo

  • io ho portato
  • tu hai portato
  • lui/lei/Lei ha portato
  • noi abbiamo portato
  • voi/Voi avete portato
  • loro/Loro hanno portato

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgehad
  • jij had opgehad
  • hij/zij/het had opgehad
  • wij hadden opgehad
  • jullie hadden opgehad
  • zij hadden opgehad

Trapassato prossimo

  • io avevo portato
  • tu avevi portato
  • lui/lei/Lei aveva portato
  • noi avevamo portato
  • voi/Voi avevate portato
  • loro/Loro avevano portato

Toekomende tijd I

  • ik zal ophebben
  • jij zult ophebben
  • hij/zij/het zal ophebben
  • wij zullen ophebben
  • jullie zullen ophebben
  • zij zullen ophebben

Futuro semplice

  • io porterò
  • tu porterai
  • lui/lei/Lei porterà
  • noi porteremo
  • voi/Voi porterete
  • loro/Loro porteranno

Toekomende tijd II

  • ik zal opgehad hebben
  • jij zult opgehad hebben
  • hij/zij/het zal opgehad hebben
  • wij zullen opgehad hebben
  • jullie zullen opgehad hebben
  • zij zullen opgehad hebben

Futuro anteriore

  • io avrò portato
  • tu avrai portato
  • lui/lei/Lei avrà portato
  • noi avremo portato
  • voi/Voi avrete portato
  • loro/Loro avranno portato

Conditionalis I

  • ik zou ophebben
  • jij zou ophebben
  • hij/zij/het zou ophebben
  • wij zouden ophebben
  • jullie zouden ophebben
  • zij zouden ophebben

Condizionale presente

  • io porterei
  • tu porteresti
  • lui/lei/Lei porterebbe
  • noi porteremmo
  • voi/Voi portereste
  • loro/Loro porterebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgehad
  • jij zou hebben opgehad
  • hij/zij/het zou hebben opgehad
  • wij zouden hebben opgehad
  • jullie zouden hebben opgehad
  • zij zouden hebben opgehad

Condizionale passato

  • io avrei portato
  • tu avresti portato
  • lui/lei/Lei avrebbe portato
  • noi avremmo portato
  • voi/Voi avreste portato
  • loro/Loro avrebbero portato

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ophebben