Vervoeging van ophefmaken
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik maak ophef
- jij maakt ophef
- hij/zij/het maakt ophef
- wij maken ophef
- jullie maken ophef
- zij maken ophef
Onvoltooid verleden tijd
- ik maakte ophef
- jij maakte ophef
- hij/zij/het maakte ophef
- wij maakten ophef
- jullie maakten ophef
- zij maakten ophef
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ophefgemaakt
- jij hebt ophefgemaakt
- hij/zij/het heeft ophefgemaakt
- wij hebben ophefgemaakt
- jullie hebben ophefgemaakt
- zij hebben ophefgemaakt
Voltooid verleden tijd
- ik had ophefgemaakt
- jij had ophefgemaakt
- hij/zij/het had ophefgemaakt
- wij hadden ophefgemaakt
- jullie hadden ophefgemaakt
- zij hadden ophefgemaakt
Toekomende tijd I
- ik zal ophefmaken
- jij zult ophefmaken
- hij/zij/het zal ophefmaken
- wij zullen ophefmaken
- jullie zullen ophefmaken
- zij zullen ophefmaken
Toekomende tijd II
- ik zal ophefgemaakt hebben
- jij zult ophefgemaakt hebben
- hij/zij/het zal ophefgemaakt hebben
- wij zullen ophefgemaakt hebben
- jullie zullen ophefgemaakt hebben
- zij zullen ophefgemaakt hebben
Conditionalis I
- ik zou ophefmaken
- jij zou ophefmaken
- hij/zij/het zou ophefmaken
- wij zouden ophefmaken
- jullie zouden ophefmaken
- zij zouden ophefmaken
Conditionalis II
- ik zou hebben ophefgemaakt
- jij zou hebben ophefgemaakt
- hij/zij/het zou hebben ophefgemaakt
- wij zouden hebben ophefgemaakt
- jullie zouden hebben ophefgemaakt
- zij zouden hebben ophefgemaakt
Imperatief
- jij maak ophef
- jullie maakt ophef