Vervoeging van opkopen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik koop op
- jij koopt op
- hij/zij/het koopt op
- wij kopen op
- jullie kopen op
- zij kopen op
Indicativo presente
- yo acaparo
- tú acaparas
- él/ella acapara
- nosotros acaparamos
- vosotros acaparáis
- ellos/ellas acaparan
Onvoltooid verleden tijd
- ik kocht op
- jij kocht op
- hij/zij/het kocht op
- wij kochten op
- jullie kochten op
- zij kochten op
Indefinido
- yo acaparé
- tú acaparaste
- él/ella acaparó
- nosotros acaparamos
- vosotros acaparasteis
- ellos/ellas acapararon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgekocht
- jij hebt opgekocht
- hij/zij/het heeft opgekocht
- wij hebben opgekocht
- jullie hebben opgekocht
- zij hebben opgekocht
Pretérito perfecto compuesto
- yo he acaparado
- tú has acaparado
- él/ella ha acaparado
- nosotros hemos acaparado
- vosotros habéis acaparado
- ellos/ellas han acaparado
Voltooid verleden tijd
- ik had opgekocht
- jij had opgekocht
- hij/zij/het had opgekocht
- wij hadden opgekocht
- jullie hadden opgekocht
- zij hadden opgekocht
Pluscuamperfecto
- yo había acaparado
- tú habías acaparado
- él/ella había acaparado
- nosotros habíamos acaparado
- vosotros habíais acaparado
- ellos/ellas habían acaparado
Toekomende tijd I
- ik zal opkopen
- jij zult opkopen
- hij/zij/het zal opkopen
- wij zullen opkopen
- jullie zullen opkopen
- zij zullen opkopen
Futuro I
- yo acapararé
- tú acapararás
- él/ella acaparará
- nosotros acapararemos
- vosotros acapararéis
- ellos/ellas acapararán
Toekomende tijd II
- ik zal opgekocht hebben
- jij zult opgekocht hebben
- hij/zij/het zal opgekocht hebben
- wij zullen opgekocht hebben
- jullie zullen opgekocht hebben
- zij zullen opgekocht hebben
Futuro perfecto
- yo habré acaparado
- tú habrás acaparado
- él/ella habrá acaparado
- nosotros habremos acaparado
- vosotros habréis acaparado
- ellos/ellas habrán acaparado
Conditionalis I
- ik zou opkopen
- jij zou opkopen
- hij/zij/het zou opkopen
- wij zouden opkopen
- jullie zouden opkopen
- zij zouden opkopen
Condicional
- yo acapararía
- tú acapararías
- él/ella acapararía
- nosotros acapararíamos
- vosotros acapararíais
- ellos/ellas acapararían
Conditionalis II
- ik zou hebben opgekocht
- jij zou hebben opgekocht
- hij/zij/het zou hebben opgekocht
- wij zouden hebben opgekocht
- jullie zouden hebben opgekocht
- zij zouden hebben opgekocht
Condicional perfecto
- yo habría acaparado
- tú habrías acaparado
- él/ella habría acaparado
- nosotros habríamos acaparado
- vosotros habríais acaparado
- ellos/ellas habrían acaparado
Imperatief
- jij koop op
- jullie koopt op
Imperativo presente
- tú acapara
- vosotros acaparad