Vervoeging van opleiden
Onbepaalde wijs (infinitief): opleiden
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leid op
- jij leidt op
- hij/zij/het leidt op
- wij leiden op
- jullie leiden op
- zij leiden op
Präsens Indikativ
- ich befähige
- du befähigst
- er/sie/es befähigt
- wir befähigen
- ihr befähigt
- sie befähigen
Onvoltooid verleden tijd
- ik leidde op
- jij leidde op
- hij/zij/het leidde op
- wij leidden op
- jullie leidden op
- zij leidden op
Präteritum Indikativ
- ich befähigte
- du befähigtest
- er/sie/es befähigte
- wir befähigten
- ihr befähigtet
- sie befähigten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgeleid
- jij hebt opgeleid
- hij/zij/het heeft opgeleid
- wij hebben opgeleid
- jullie hebben opgeleid
- zij hebben opgeleid
Perfekt Indikativ
- ich habe befähigt
- du hast befähigt
- er/sie/es hat befähigt
- wir haben befähigt
- ihr habt befähigt
- sie haben befähigt
Voltooid verleden tijd
- ik had opgeleid
- jij had opgeleid
- hij/zij/het had opgeleid
- wij hadden opgeleid
- jullie hadden opgeleid
- zij hadden opgeleid
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte befähigt
- du hattest befähigt
- er/sie/es hatte befähigt
- wir hatten befähigt
- ihr hattet befähigt
- sie hatten befähigt
Toekomende tijd I
- ik zal opleiden
- jij zult opleiden
- hij/zij/het zal opleiden
- wij zullen opleiden
- jullie zullen opleiden
- zij zullen opleiden
Futur I Indikativ
- ich werde befähigen
- du wirst befähigen
- er/sie/es wird befähigen
- wir werden befähigen
- ihr werdet befähigen
- sie werden befähigen
Toekomende tijd II
- ik zal opgeleid hebben
- jij zult opgeleid hebben
- hij/zij/het zal opgeleid hebben
- wij zullen opgeleid hebben
- jullie zullen opgeleid hebben
- zij zullen opgeleid hebben
Futur II Indikativ
- ich werde befähigt haben
- du wirst befähigt haben
- er/sie/es wird befähigt haben
- wir werden befähigt haben
- ihr werdet befähigt haben
- sie werden befähigt haben
Conditionalis I
- ik zou opleiden
- jij zou opleiden
- hij/zij/het zou opleiden
- wij zouden opleiden
- jullie zouden opleiden
- zij zouden opleiden
Futur I Konjunktiv II
- ich würde befähigen
- du würdest befähigen
- er/sie/es würde befähigen
- wir würden befähigen
- ihr würdet befähigen
- sie würden befähigen
Conditionalis II
- ik zou hebben opgeleid
- jij zou hebben opgeleid
- hij/zij/het zou hebben opgeleid
- wij zouden hebben opgeleid
- jullie zouden hebben opgeleid
- zij zouden hebben opgeleid
Futur II Konjunktiv II
- ich würde befähigt haben
- du würdest befähigt haben
- er/sie/es würde befähigt haben
- wir würden befähigt haben
- ihr würdet befähigt haben
- sie würden befähigt haben
Imperatief
- jij leid op
- jullie leidt op
Imperativ
- du befähig(e)
- ihr befähigt