Vervoeging van oppompen
Onbepaalde wijs (infinitief): oppompen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pomp op
- jij pompt op
- hij/zij/het pompt op
- wij pompen op
- jullie pompen op
- zij pompen op
Indicativo presente
- yo inflo
- tú inflas
- él/ella infla
- nosotros inflamos
- vosotros infláis
- ellos/ellas inflan
Onvoltooid verleden tijd
- ik pompte op
- jij pompte op
- hij/zij/het pompte op
- wij pompten op
- jullie pompten op
- zij pompten op
Indefinido
- yo inflé
- tú inflaste
- él/ella infló
- nosotros inflamos
- vosotros inflasteis
- ellos/ellas inflaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgepompt
- jij hebt opgepompt
- hij/zij/het heeft opgepompt
- wij hebben opgepompt
- jullie hebben opgepompt
- zij hebben opgepompt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he inflado
- tú has inflado
- él/ella ha inflado
- nosotros hemos inflado
- vosotros habéis inflado
- ellos/ellas han inflado
Voltooid verleden tijd
- ik had opgepompt
- jij had opgepompt
- hij/zij/het had opgepompt
- wij hadden opgepompt
- jullie hadden opgepompt
- zij hadden opgepompt
Pluscuamperfecto
- yo había inflado
- tú habías inflado
- él/ella había inflado
- nosotros habíamos inflado
- vosotros habíais inflado
- ellos/ellas habían inflado
Toekomende tijd I
- ik zal oppompen
- jij zult oppompen
- hij/zij/het zal oppompen
- wij zullen oppompen
- jullie zullen oppompen
- zij zullen oppompen
Futuro I
- yo inflaré
- tú inflarás
- él/ella inflará
- nosotros inflaremos
- vosotros inflaréis
- ellos/ellas inflarán
Toekomende tijd II
- ik zal opgepompt hebben
- jij zult opgepompt hebben
- hij/zij/het zal opgepompt hebben
- wij zullen opgepompt hebben
- jullie zullen opgepompt hebben
- zij zullen opgepompt hebben
Futuro perfecto
- yo habré inflado
- tú habrás inflado
- él/ella habrá inflado
- nosotros habremos inflado
- vosotros habréis inflado
- ellos/ellas habrán inflado
Conditionalis I
- ik zou oppompen
- jij zou oppompen
- hij/zij/het zou oppompen
- wij zouden oppompen
- jullie zouden oppompen
- zij zouden oppompen
Condicional
- yo inflaría
- tú inflarías
- él/ella inflaría
- nosotros inflaríamos
- vosotros inflaríais
- ellos/ellas inflarían
Conditionalis II
- ik zou hebben opgepompt
- jij zou hebben opgepompt
- hij/zij/het zou hebben opgepompt
- wij zouden hebben opgepompt
- jullie zouden hebben opgepompt
- zij zouden hebben opgepompt
Condicional perfecto
- yo habría inflado
- tú habrías inflado
- él/ella habría inflado
- nosotros habríamos inflado
- vosotros habríais inflado
- ellos/ellas habrían inflado
Imperatief
- jij pomp op
- jullie pompt op
Imperativo presente
- tú infla
- vosotros inflad