Vervoeging van opslaan

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik sla op
    • jij slaat op
    • hij/zij/het slaat op
    • wij slaan op
    • jullie slaan op
    • zij slaan op
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik sloeg op
    • jij sloeg op
    • hij/zij/het sloeg op
    • wij sloegen op
    • jullie sloegen op
    • zij sloegen op
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb opgeslagen
    • jij hebt opgeslagen
    • hij/zij/het heeft opgeslagen
    • wij hebben opgeslagen
    • jullie hebben opgeslagen
    • zij hebben opgeslagen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had opgeslagen
    • jij had opgeslagen
    • hij/zij/het had opgeslagen
    • wij hadden opgeslagen
    • jullie hadden opgeslagen
    • zij hadden opgeslagen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal opslaan
    • jij zult opslaan
    • hij/zij/het zal opslaan
    • wij zullen opslaan
    • jullie zullen opslaan
    • zij zullen opslaan
  • Toekomende tijd II

    • ik zal opgeslagen hebben
    • jij zult opgeslagen hebben
    • hij/zij/het zal opgeslagen hebben
    • wij zullen opgeslagen hebben
    • jullie zullen opgeslagen hebben
    • zij zullen opgeslagen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou opslaan
    • jij zou opslaan
    • hij/zij/het zou opslaan
    • wij zouden opslaan
    • jullie zouden opslaan
    • zij zouden opslaan
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben opgeslagen
    • jij zou hebben opgeslagen
    • hij/zij/het zou hebben opgeslagen
    • wij zouden hebben opgeslagen
    • jullie zouden hebben opgeslagen
    • zij zouden hebben opgeslagen
  • Imperatief

    • jij sla op
    • jullie slaat op

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van opslaan