Vervoeging van opsnuffelen
Onbepaalde wijs (infinitief): opsnuffelen
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik snuffel op
- jij snuffelt op
- hij/zij/het snuffelt op
- wij snuffelen op
- jullie snuffelen op
- zij snuffelen op
Onvoltooid verleden tijd
- ik snuffelde op
- jij snuffelde op
- hij/zij/het snuffelde op
- wij snuffelden op
- jullie snuffelden op
- zij snuffelden op
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgesnuffeld
- jij hebt opgesnuffeld
- hij/zij/het heeft opgesnuffeld
- wij hebben opgesnuffeld
- jullie hebben opgesnuffeld
- zij hebben opgesnuffeld
Voltooid verleden tijd
- ik had opgesnuffeld
- jij had opgesnuffeld
- hij/zij/het had opgesnuffeld
- wij hadden opgesnuffeld
- jullie hadden opgesnuffeld
- zij hadden opgesnuffeld
Toekomende tijd I
- ik zal opsnuffelen
- jij zult opsnuffelen
- hij/zij/het zal opsnuffelen
- wij zullen opsnuffelen
- jullie zullen opsnuffelen
- zij zullen opsnuffelen
Toekomende tijd II
- ik zal opgesnuffeld hebben
- jij zult opgesnuffeld hebben
- hij/zij/het zal opgesnuffeld hebben
- wij zullen opgesnuffeld hebben
- jullie zullen opgesnuffeld hebben
- zij zullen opgesnuffeld hebben
Conditionalis I
- ik zou opsnuffelen
- jij zou opsnuffelen
- hij/zij/het zou opsnuffelen
- wij zouden opsnuffelen
- jullie zouden opsnuffelen
- zij zouden opsnuffelen
Conditionalis II
- ik zou hebben opgesnuffeld
- jij zou hebben opgesnuffeld
- hij/zij/het zou hebben opgesnuffeld
- wij zouden hebben opgesnuffeld
- jullie zouden hebben opgesnuffeld
- zij zouden hebben opgesnuffeld
Imperatief
- jij snuffel op
- jullie snuffelt op