Vervoeging van opspatten

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het spat op
  • zij spatten op

Indicativo presente

  • él/ella brota
  • ellos/ellas brotan

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het spatte op
  • zij spatten op

Indefinido

  • él/ella brotó
  • ellos/ellas brotaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft opgespat
  • zij hebben opgespat

Pretérito perfecto compuesto

  • él/ella ha brotado
  • ellos/ellas han brotado

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had opgespat
  • zij hadden opgespat

Pluscuamperfecto

  • él/ella había brotado
  • ellos/ellas habían brotado

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal opspatten
  • zij zullen opspatten

Futuro I

  • él/ella brotará
  • ellos/ellas brotarán

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal opgespat hebben
  • zij zullen opgespat hebben

Futuro perfecto

  • él/ella habrá brotado
  • ellos/ellas habrán brotado

Conditionalis I

  • hij/zij/het zou opspatten
  • zij zouden opspatten

Condicional

  • él/ella brotaría
  • ellos/ellas brotarían

Conditionalis II

  • hij/zij/het zou hebben opgespat
  • zij zouden hebben opgespat

Condicional perfecto

  • él/ella habría brotado
  • ellos/ellas habrían brotado

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opspatten