Vervoeging van opwerken
Onbepaalde wijs (infinitief): opwerken
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik werk op
- jij werkt op
- hij/zij/het werkt op
- wij werken op
- jullie werken op
- zij werken op
Présent
- j'embellis
- tu embellis
- il/elle embellit
- nous embellissons
- vous embellissez
- ils/elles embellissent
Onvoltooid verleden tijd
- ik werkte op
- jij werkte op
- hij/zij/het werkte op
- wij werkten op
- jullie werkten op
- zij werkten op
Indicatif imparfait
- j'embellissais
- tu embellissais
- il/elle embellissait
- nous embellissions
- vous embellissiez
- ils/elles embellissaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgewerkt
- jij hebt opgewerkt
- hij/zij/het heeft opgewerkt
- wij hebben opgewerkt
- jullie hebben opgewerkt
- zij hebben opgewerkt
Indicatif passé composé
- j'ai embelli
- tu as embelli
- il/elle a embelli
- nous avons embelli
- vous avez embelli
- ils/elles ont embelli
Voltooid verleden tijd
- ik had opgewerkt
- jij had opgewerkt
- hij/zij/het had opgewerkt
- wij hadden opgewerkt
- jullie hadden opgewerkt
- zij hadden opgewerkt
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais embelli
- tu avais embelli
- il/elle avait embelli
- nous avions embelli
- vous aviez embelli
- ils/elles avaient embelli
Toekomende tijd I
- ik zal opwerken
- jij zult opwerken
- hij/zij/het zal opwerken
- wij zullen opwerken
- jullie zullen opwerken
- zij zullen opwerken
Indicatif futur
- j'embellirai
- tu embelliras
- il/elle embellira
- nous embellirons
- vous embellirez
- ils/elles embelliront
Toekomende tijd II
- ik zal opgewerkt hebben
- jij zult opgewerkt hebben
- hij/zij/het zal opgewerkt hebben
- wij zullen opgewerkt hebben
- jullie zullen opgewerkt hebben
- zij zullen opgewerkt hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai embelli
- tu auras embelli
- il/elle aura embelli
- nous aurons embelli
- vous aurez embelli
- ils/elles auront embelli
Conditionalis I
- ik zou opwerken
- jij zou opwerken
- hij/zij/het zou opwerken
- wij zouden opwerken
- jullie zouden opwerken
- zij zouden opwerken
Conditionnel présent
- j'embellirais
- tu embellirais
- il/elle embellirait
- nous embellirions
- vous embelliriez
- ils/elles embelliraient
Conditionalis II
- ik zou hebben opgewerkt
- jij zou hebben opgewerkt
- hij/zij/het zou hebben opgewerkt
- wij zouden hebben opgewerkt
- jullie zouden hebben opgewerkt
- zij zouden hebben opgewerkt
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais embelli
- tu aurais embelli
- il/elle aurait embelli
- nous aurions embelli
- vous auriez embelli
- ils/elles auraient embelli
Imperatief
- jij werk op
- jullie werkt op
Impératif
- tu embellis
- vous embellissez