Vervoeging van opzakken
Onbepaalde wijs (infinitief): opzakken
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zak op
- jij zakt op
- hij/zij/het zakt op
- wij zakken op
- jullie zakken op
- zij zakken op
Onvoltooid verleden tijd
- ik zakte op
- jij zakte op
- hij/zij/het zakte op
- wij zakten op
- jullie zakten op
- zij zakten op
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgezakt
- jij hebt opgezakt
- hij/zij/het heeft opgezakt
- wij hebben opgezakt
- jullie hebben opgezakt
- zij hebben opgezakt
Voltooid verleden tijd
- ik had opgezakt
- jij had opgezakt
- hij/zij/het had opgezakt
- wij hadden opgezakt
- jullie hadden opgezakt
- zij hadden opgezakt
Toekomende tijd I
- ik zal opzakken
- jij zult opzakken
- hij/zij/het zal opzakken
- wij zullen opzakken
- jullie zullen opzakken
- zij zullen opzakken
Toekomende tijd II
- ik zal opgezakt hebben
- jij zult opgezakt hebben
- hij/zij/het zal opgezakt hebben
- wij zullen opgezakt hebben
- jullie zullen opgezakt hebben
- zij zullen opgezakt hebben
Conditionalis I
- ik zou opzakken
- jij zou opzakken
- hij/zij/het zou opzakken
- wij zouden opzakken
- jullie zouden opzakken
- zij zouden opzakken
Conditionalis II
- ik zou hebben opgezakt
- jij zou hebben opgezakt
- hij/zij/het zou hebben opgezakt
- wij zouden hebben opgezakt
- jullie zouden hebben opgezakt
- zij zouden hebben opgezakt
Imperatief
- jij zak op
- jullie zakt op